Pre-terminale nierinsufficiëntie: klaring < 15 ml / min
AVF: arterioveneuze fistel (autoloog)
AVG: arterioveneuze graft (kunststof; PTFE, Dacron)
CVK: centraal veneuze katheter; in centrale vene, kan gebruikt worden voor hemodialyse
Shunt: verbinding arteriële en veneuze systeem voor hemodialyse toegang (= fistel)
HAIDI: Hemodialyse acces induced distal ischemia, ook wel steal genoemd
Prevalentie | 0,04% (5840 patiënten) | Oorzaken terminale nierinsufficiëntie |
Incidentie | 1055 / 100.000 inwoners |
|
Risicofactoren falen shunt |
|
Patiënten met terminale nierinsufficiëntie zullen zonder behandeling overlijden. Nierfunctie vervangende therapie kan bestaan uit hemodialyse (HD), peritoneaal dialyse (PD) of niertransplantatie. In dit hoofdstuk zal alleen op aspecten van vasculaire toegang voor hemodialyse worden ingegaan. Het aantal patiënten dat nierfunctie vervangende therapie nodig heeft neemt jaarlijks met 6% toe in Nederland. In 2008 telde Nederland ruim 5800 dialyse patiënten. Belangrijke oorzaken voor het ontstaan van chronische nierinsufficiëntie zijn diabeter mellitus, arteriosclerose en aangeboren afwijkingen, waaronder cystenieren.
Hemodialyse kan worden toegepast via een arterio-veneuze fistel (autoloog of graft) of centraal veneuze katheter (CVK). Dialyse via een CVK gaat gepaard met een 25% hogere mortaliteit en dient bij voorkeur alleen tijdelijk (< 3 maanden; ter overbrugging of bij korte levensverwachting) of bij gebrek aan andere opties toegepast te worden. Om de kans op de noodzaak van een CVK te beperken dienen patiënten met preterminale nierinsufficiëntie uiterlijk 3-6 maanden voor de te verwachten start van hemodialyse verwezen te worden naar de vaatchirurg voor het aanleggen van een shunt.
Verder is nog relevant te noemen de impact van hemodialyse op de kwaliteit van leven van patiënten. Dit wordt met name veroorzaakt door 2-3x per week dialyseren en frequente opnames voor onder andere vaattoegangsproblematiek & shuntrevisies. Patiënten zijn dus enorm gebaat bij goed functionerende, tijdig aangelegde shunts.
Duplex |
|
Flebografie |
|
Vingerdrukken |
|
De volgende voorwaarden zijn nodig voor een goed functionerende shunt:
Arteriëel | Normale arteriële pulsaties, diameter a. radialis ≥ 2 mm |
Veneus | Geschikte vene, oppervlakkig gelegen, voldoende diameter (pols ≥2 mm, elleboog ≥3 mm) |
Flow | ≥ 400-500 ml / min |
Ligging | Oppervlakkig en lang genoeg traject om aan te kunnen prikken zonder recirculatie |
De keuze voor een vasculaire toegangsweg wordt gebaseerd op de volgende factoren:
Soort toegang | In volgorde van voorkeur:
|
Locatie | Zo distaal mogelijk beginnen |
Zijde | In volgorde van voorkeur:
|
Anastomose | 5-7 mm, met name t.h.v. elleboog |
Toelichting voorkeuren bij keuze vasculaire toegang:
Voordat een arterioveneuze fistel gebruikt kan worden dient maturatie plaats te vinden.
Voor adequate maturatie gelden de volgende voorwaarden:
Het proces van maturatie duurt ongeveer 6 weken.
Bij een flow > 500 ml/min en een diameter ≥ 4mm is de kans op maturatie > 95%.
Type Shunt | Beschrijving | Falen | Patency* |
Arm shunts | |||
Snuifdoos fistel | Fistel posterieure tak a. radialis - v. cephalica, hierna in ±50% nog RCAVF mogelijk | - | - |
RCAVF | Fistel tussen a. radialis en v. cephalica t.h.v. de pols (Brescia-Cimino). Vaker trombose dan proximalere shunts. | 15% | 65 / 60-75% |
BCAVF | Fistel tussen a. brachialis en v. cephalica t.h.v. de elleboog. Trombose 0,2%, Infectie 2%, meer kans HAIDI/high output hartfalen. | 10% | - / 75-80% |
Gracz fistel | Fistel tussen a. brachialis en perforerende vene t.h.v. de elleboog. | - | - |
Basilica transpositie | Fistel tussen a. brachialis en v. basilica met superficialisatie v. basilica. | 10-20% | - / 65-90% |
AVG | Kunststof graft (PTFE/Dacron) tussen a. brachialis en v. antecubiti, a. radialis en v. antecubiti, a. brachialis en v. axillaris. Significant meer re-interventies dan AVF. | - | 40-50% / 70-90% |
Been shunts | |||
VSM-transpositie | Fistel tussen AFC en VSM t.h.v. de lies waarbij VSM in loop ligt (Alvarez) | - | - |
V. femoralis transpositie | Fistel tussen v. femoralis en AFS met superficialisatie v. femoralis. Eventueel aangevuld met graft tussen v. femoralis en AFC bij verhoogd risico op HAIDI of obese patiënten (onvoldoende lengte vene). | - | 83% / 93 % |
AVG | Graft tussen a. femoralis communis en v. femoralis. Significant meer infecties dan AVF. | - | - |
Overige / complexe shunts | |||
Vene translocaties | Translocatie van VSM of v. femoralis als autologe graft naar bovenarm | - | - |
ACAVA | Arm composite autogenous vascular access - v. femoralis met een stukje (5cm) VSM wordt gebruikt als oppervlakkige vene bovenarm, aansluiting: v. subclavia en a. brachialis. Alternatief voor v. femoralis transpositie naar de arm, minder flow door VSM component waardoor minder high flow en HAIDI. | - | - |
Thorax loop | Loop graft tussen a. axillaris en v. axillaris ipsilaterale zijde | ||
Necklace loop | Loop graft tussen a. axillaris en v. axillaris of v. jugularis contralaterale zijde | - | - |
* 1-jaars patency (primair / secundair)
Uiteraard bestaan er meer mogelijkheden voor vasculaire toegang. Voor de overzichtelijkheid is ervoor gekozen alleen de meest relevante hier te beschrijven.
Non-maturatie | |
Oorzaken |
|
Behandeling |
|
Resultaten |
|
Stenose | |
Algemeen |
|
Diagnostiek |
|
Indicatie interventie |
|
Behandeling |
|
Trombose | |
Algemeen |
|
Behandeling |
|
Aneurysmata | |
Algemeen |
|
Indicatie interventie |
|
Behandeling |
|
Ischemie / Steal | |
Algemeen |
|
Symptomen | Symptomen kou, pijn, kramp, verminderd gevoel, tintelingen, ischemie/necrose |
Risicofactoren | Diabetes Mellitus, Arteriosclerose, eerdere shunt chirurgie, leeftijd |
Lichamelijk onderzoek |
|
Diagnostiek | Vingerdruk (normaal > 80% van systolisch, HAIDI < 0,6), TcPCO2 (normaal > 40mmHg) |
Classificatie |
|
Behandeling |
|
Chirurgie |
|
PAI, DRIL, RUDI | |
Eerste keuze | Banding bij high flow (> 1L/min), DRIL of PAI bij low flow (< 1L/min) |
Succes ingreep |
|
Hoge flow shunts | |
Algemeen |
|
Hoge flow | 2L / min of hartfalen en flow > 1L/min |
Diagnostiek |
|
Behandeling |
|
Chirurgische interventies |
|
Eerste keus | Banding, kan onder lokale verdoving en hoog succespercentage |
Centraal veneuze obstructie | |
Symptomen | Zwelling/oedeem, ulcera, infecties, flowdaling, verhoogde veneuze druk |
Diagnostiek |
|
Behandeling |
|
Endovasculair |
|
Chirurgie |
|
Infectie | |
Algemeen | Infecties vaak post-operatief na aanleg, langer dichtzittende AVG en na cannulatie |
Risicofactoren | AVG, beenshunts, pseudo-aneurysmata, Diabetes Mellitus, HIV, slechte asepsis bij cannulatie |
Symptomen | Roodheid, zwelling, pus uitvloed, malaise, sepsis |
Verwekkers | S. Aureus (50-93%), verder: S. Epidermidis, S. viridians, S. Faecalis |
Diagnostiek | Op geleide van het klinisch beeld i.c.m. eventueel bloedonderzoek (CRP/L) en/of kweken wordt de diagnose gesteld |
Behandeling |
|
Antibiotica | 2-4 weken o.g.v. kweken |
Na aanleggen van een shunt vindt surveillance in Nederland vaak plaats via het dialysecentrum / de nefroloog.
Surveillance |
|
Maturatie |
|
Lichamelijk onderzoek |
|
Aanvullend onderzoek |
|
Laatste update: 26-10-2020